Lid worden? Inloggen!

Deze website maakte gebruik van cookies. We gebruiken enkel functionele cookies die er zijn er om de gebruiksvriendelijkheid van de website voor onze gebruikers te verbeteren. Wij maken GEEN gebruik van trackingcodes, of andere advertenties / marketing gerichte cookies. (Meer informatie). Klik op OK om akkoord te gaan met het gebruik van cookies.

OK

Reclameverbod voor elektronische sigaret

RobzQ - zaterdag 9 februari 2008 - 01:02


0

De voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage heeft uitspraak gedaan over de vraag of het reclameverbod voor elektronische sigaretten van het merk E-Smoking onrechtmatig is. Volgens de voorzieningenrechter is dit niet het geval. Het bedrijf mag dus geen reclame maken voor de elektronische sigaretten.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft het bedrijf dat de elektronische sigaretten verkoopt in oktober 2007 meegedeeld dat de handel in dit product verboden was omdat de sigaret als geneesmiddel werd beschouwd en er geen handelsvergunning voor het product was verleend, zoals de Geneesmiddelenwet vereist. Ook reclame voor het product was niet toegestaan.

Op 29 januari 2008 heeft de IGZ het bedrijf laten weten dat de minister van Volksgezondheid de elektronische sigaret op de Europese agenda wil zetten om de status van de elektronische sigaret in de EU-landen goed onderling af te stemmen en dat er tot die tijd, voorlopig uitgaande van de veronderstelling dat het om een geneesmiddel gaat waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven, voor de elektronische sigaret geen enkele vorm van reclame meer mag worden gemaakt. De IGZ liet daarbij ook weten dat de elektronische sigaret voorlopig echter niet uit de handel zal worden gehaald.

Het bedrijf eiste in kort geding, onder meer, dat de IGZ de reclame voor de elektronische sigaret moet toestaan. De elektronische sigaret kan volgens het bedrijf niet als geneesmiddel worden beschouwd, daarom is geen handelsvergunning nodig.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van het bedrijf afgewezen. Naar zijn oordeel valt geenszins uit te sluiten dat de elektronische sigaret moet worden beschouwd als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet. Het behoort tot de taak van de IGZ om te beoordelen of aan de bepalingen van de Geneesmiddelenwet is voldaan als een product (nog) niet als geneesmiddel is geregistreerd en er ook nog geen handelsvergunning is verleend. Niet zonder grond is de IGZ tot de voorlopige conclusie gekomen dat er in dit geval sprake is van een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven. De IGZ heeft echter op grond van de Geneesmiddelenwet de ruimte om op dit moment af te zien van een handelsverbod. Zolang in Europees verband nog geen definitief uitsluitsel is gegeven over de vraag of de lidstaten dit product als geneesmiddel beschouwen, heeft de IGZ gekozen voor een proportioneel handhavingsbeleid. Dat beleid houdt in dat het maken van reclame voor de elektronische sigaret wordt verboden, maar dat het op de Nederlandse markt brengen van dit product op dit moment niet zal worden verhinderd.

Naar het oordeel van de rechter heeft de IGZ aldus rekening gehouden met zowel het belang van degenen die de elektronische sigaret op de markt brengen als het belang van de volksgezondheid. Niet kan worden geoordeeld dat de IGZ niet in redelijkheid kon beslissen dat het bedrijf zijn reclameactiviteiten moeten staken.