Lid worden? Inloggen!

Deze website maakte gebruik van cookies. We gebruiken enkel functionele cookies die er zijn er om de gebruiksvriendelijkheid van de website voor onze gebruikers te verbeteren. Wij maken GEEN gebruik van trackingcodes, of andere advertenties / marketing gerichte cookies. (Meer informatie). Klik op OK om akkoord te gaan met het gebruik van cookies.

OK

Geen marteling door Nederlandse militairen

RobzQ - maandag 18 juni 2007 - 11:51


0

Vanmorgen hebben de Commissie Van den Berg en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten hun onderzoeksrapport over vermeende martelingen door Nederlandse militairen in Irak overhandigd aan minister Van Middelkoop. Uit het onderzoek blijkt dat er geen bewijzen zijn voor marteling door Nederlandse militairen.

In november 2006 verschenen berichten in de media waarin werd gesteld dat Nederlandse militairen in 2003 tijdens de SFIR1-missie in Irak zich schuldig zouden hebben gemaakt aan martelingen. De leiding zou niet hebben ingegrepen en de misdragingen hebben willen verbergen.

De Commissie onder voorzitterschap van dr. J.T. van den Berg werd december 2006 door de minister van Defensie en de minister van Justitie ingesteld om onderzoek te doen naar vermeende onzorgvuldige behandeling van gedetineerden door Nederlandse militairen tijdens de SFIR-missie in Irak. De commissie kreeg ook opdracht het handelen van de leiding van Defensie te onderzoeken. De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) onder voorzitterschap van mevrouw mr. I.P. Michiels van Kessenich-Hoogendam, besloot in december op basis van haar wettelijke taak onderzoek te doen naar het handelen van MIVD-medewerkers in Irak.

Beide commissies komen tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat Nederlandse militairen zich schuldig hebben gemaakt aan martelingen tijdens ondervragingen van  gedetineerden tijdens de SFIR-missie in Al Muthanna, Irak. De commissie Van den Berg stelt tevens dat er geen aanwijzingen zijn dat er bewust informatie is achtergehouden.

De commissie Van den Berg concludeert dat bij de verhoren van een gedetineerde mogelijk sprake is van geweest van vernedering, doch geen marteling. Het Openbaar Ministerie beraadt zich op de strafrechtelijke vervolgbaarheid van deze en eventueel andere zaken die in de rapporten aan de orde komen.

Minister Van Middelkoop benadrukte bij de presentatie van de rapporten dat beide commissies geruchten over martelingen en een doofpot bij Defensie niet bewezen achten. “Beide commissies komen tot de conclusie dat Nederlandse militairen zich bij de ondervragingen niet schuldig hebben gemaakt aan marteling. Hiermee is helderheid geschapen die van groot belang is voor de krijgsmacht, in het bijzonder voor de militairen die deel hebben uitgemaakt van het eerste Nederlandse bataljon dat naar Irak werd uitgezonden. Op degenen die waren betrokken bij de ondervragingen rust niet langer de verdenking van marteling, zo vat ik de conclusie van beide commissies samen. Dat betekent ook dat de militairen van het SFIR-bataljon iedereen recht in de ogen kunnen kijken. Zij hebben in moeilijke omstandigheden een lastige taak moeten uitvoeren. Dat verdient waardering! Als minister van Defensie hecht ik eraan uit te spreken dat de goede reputatie van de Nederlandse krijgsmacht, nationaal en internationaal, bevestigd is.”

Download deze documenten (PDF):