Lid worden? Inloggen!

Deze website maakte gebruik van cookies. We gebruiken enkel functionele cookies die er zijn er om de gebruiksvriendelijkheid van de website voor onze gebruikers te verbeteren. Wij maken GEEN gebruik van trackingcodes, of andere advertenties / marketing gerichte cookies. (Meer informatie). Klik op OK om akkoord te gaan met het gebruik van cookies.

OK

LPF dringt aan op verbod religieuze uitingen

RobzQ - woensdag 4 februari 2004 - 11:49


0

De fractieleden Nawijn, Eerdmans en Kraneveldt van de Lijst Pim Fortuyn hebben via Kamervragen bij het kabinet aangedrongen op een verbod op religieuze uitingen door vertegenwoordigers van de overheid en leden van de rechterlijke organisatie.

Een verbod op het uitdragen van een religieuze overtuiging door afgevaardigden van de rechtelijke macht werd medio 2001 al bepleit door de toenmalige minister van Justitie, Korthals (CDA). In reactie op de weigering van de rechtbank Zwolle om een vrouw met hoofddoek aan te nemen, beloofde Korthals met een wetsvoorstel te komen waarin het uitdragen van de religie door leden van de rechterlijke organisatie verboden zou worden. Sindsdien is van het ministerie van Justitie niets meer vernomen. Joost Eerdmans drong vorig jaar tijdens de Justitiebegroting al aan op een duidelijke stellingname van het kabinet, maar kreeg nul op het rekest. 
 
Voor de Lijst Pim Fortuyn is het glashelder: de scheiding van kerk en staat impliceert neutraliteit van de staat. Zij mag geen enkele religieuze optie bevoorrechten. Niet alleen de staat, maar ook de godsdiensten profiteren van deze scheiding: de religies concentreren zich uitsluitend op hun geestelijke taak en vinden daarin hun vrijheid van meningsuiting; alleen een onpartijdige staat is van alle burgers. 
 
LPF-woordvoerder Eerdmans: ’Rechters moeten elke schijn van partijdigheid vermijden: het dragen van een hoofddoek of een keppeltje doorbreekt die schijn volkomen. Hetzelfde geldt voor leraren op openbare scholen, het is hun taak leerlingen in een neutrale omgeving zodanig op te leiden dat ze in staat een zelfstandig oordeel te ontwikkelen. Het uitdragen van een geloof is een privé-kwestie en hoort niet thuis in het publieke domein.’